Waterdichting
Iets meer dan zeventig procent van onze planeet bestaat uit water. Dat is dus ruim 350 miljoen vierkante kilometer! En hoewel we water voor allerlei dingen gebruiken proberen we het ook steeds in te dammen. Een meertje of een sloot is leuk, maar alleen waar wij er een willen hebben. Dat blijkt echter makkelijker gezegd dan gedaan. Water kan door de kleinste gaatjes en kanaaltjes, bijna zonder dat je het door hebt. Dat maakt waterdichting dan ook zo vreselijk lastig en ingewikkeld.
In deze industrie is iedereen erop gebrand om dingen waterdicht te maken. Die dingen kunnen gebouwen of huizen zijn, maar ook aparte verdiepingen of losstaande kamers. Er zijn twee soorten waterdichting te onderscheiden: preventieve en curatieve waterdichting. De eerste is de beste: daarbij wordt er bij de bouw al goed op de waterdichting gelet en is het gebouw (als alles goed is gegaan) bij oplevering waterdicht. Wanneer dat niet is gelukt en er toch nog gaatjes blijken te zijn, kun je overgaan tot curatieve waterdichting. Die is erop gericht om eventuele foutjes te herstellen en de waterdichting te corrigeren.
Net als met isolatie is het met waterdichting essentieel om zeer secuur te werk te gaan en geen vierkante millimeter over te slaan. Het dak is uiteraard een belangrijke mogelijke ingang voor water, maar ook vloeren en muren dienen niet te worden overgeslagen. Sinds 1960 is er op dat laatste gebied in Nederland flinke vooruitgang geboekt: toen werden spouwmuren namelijk verplicht gesteld. Dit type buitenmuur, dat is opgebouwd uit twee lagen met een ruimte ertussen, zorgt ervoor dat water niet meer kan ‘doorslaan’. Baksteen is namelijk poreus en vol gaatjes en kanaaltjes, waar het water doorheen kan. Waar dat vroeger fataal was, is dat nu geen enkel probleem: het water drinkt immers alleen door tot in de ruimte tussen de muren (de spouw) en (mits daar goed geventileerd wordt) verdampt daar weer.